Geschiedenis

In 1623-1624 nodigt deken Jan De Mol de minderbroeders uit om in Tielt een klooster te  stichten. Dhr. Richardot graaf van Gamerages staat aan de paters en broeders zijn huis af, het ‘Gruuthof’, gelegen in de Kortrijkstraat, links komende van de Markt. Op 5 mei, derde zondag na Pasen, worden na de hoogmis in de parochiekerk de kloosterlingen processiegewijs naar hun kloosterke geleid. Eerst op 4 oktober is de kapel van het klooster gereed en gaan de paters er voor het eerst voor in de Eucharistieviering.

In 1629 wordt beslist op het ‘Pouckhof’ – plaats waar het klooster thans gelegen is – een nieuw, ruimer klooster te bouwen. Op 29 juli beginnen de werkzaamheden.

In 1645 heeft het klooster veel te lijden van plunderende Spaanse soldaten.

1660 In de nacht van 20 op 21 januari wordt een groot deel van het klooster door brand vernield. De kerk is zelfs helemaal verwoest. Een van de redders, Judocus Van Brabant, vindt de dood bij het instorten van de voorgevel en door het begeven van de hoogzaal.

Een nieuwe kerk wordt ingezegend op 3 oktober 1707. Enkele jaren later wordt ze plechtig geconsacreerd door Mgr. Van der Noot, bisschop van Gent, tot wiens bisdom Tielt op dat ogenblik behoort. Het jaartal 1707 staat nog te lezen links en rechts boven de zijaltaren.

De lekenbroeder Lucas De Meyer vervaardigt in 1728 het doek ‘De Kruisvinding’. Het wordt boven het hoogaltaar geplaatst.

In 1773 verblijven er 30 paters en broeders in het klooster. In 1776 worden in de dreef linden geplant.

In 1797 meldt een vertegenwoordiger van de Franse Republiek de samengeroepen kloostergemeenschap dat hun gemeenschap ontbonden wordt door de wet. De kloosterlingen de inwoners van Tielt protesteren. De goederen van het klooster worden geconfisqueerd. Paters en broeders vinden een onderkomen bij bevriende mensen. De paters doen verder dienst in de parochiekerk. De verkoopacte van 10 juli 1797 geeft een interessante beschrijving van het klooster.

‘Een klooster met schaliën bedekt, gebouwd uit baksteen, met een verdieping, bevattende op het gelijkvloers een spreekkamer, een pand, zes kamers, twee keukens, een eetzaal en drie kelders;  op de verdieping een pand, drie kamers dienende tot ziekenverblijf, een bad, acht en twintig cellen, een zolder waarop de kamers die tot bibliotheek dienen; een kerk en sacristie palend aan het klooster langs de oostkant; een brouwerij en remise, een huis voor de knechten aan de zuidkant, een stal voor varkens en kalveren aan de noordkant.’

De ‘Bons’ die de Republiek de uitgedreven kloosterlingen meegaf overhandigden de kloosterlingen aan bevriende personen die ermee het klooster en de kerk terug afkochten.

In de maand september weigeren al de paters de eed van trouw aan de Republiek en aan de ‘Constitution civile du clergé’. Alle kerken worden gesloten. Nu begint de ‘besloten tijd’. Slechts in het geheim kunnen priesters en paters hun priesterwerk verrichten. De paters vinden een onderkomen en schuilplaats bij de mensen van Tielt en van de naburige dorpen. Vooral Pater J.Vergauwen is bekend en gewaardeerd voor de heldhaftige toewijding en vindingrijke wijze waarop hij de mensen bleef bijstaan. Al de kruisen zijn ondertussen verwijderd. Het klokje van de paterskerk wordt verkocht.

In 1801 is de politieke toestand verbeterd en maken enkele paters en broeders gebruik van de situatie om naar het klooster weer te keren. weldra wordt ook de kerk heropend.

In 1814 zijn er nog 4 paters. Klooster en kerk worden aan de paters teruggeschonken. In 1833, op de vooravond van het Franciscusfeest, verschijnt Pater Vergauwen in het franciscaanse habijt. Nog enkele verbannen kloosterlingen voegen zich bij hem om het kloosterleven opnieuw te aanvaarden.

1834 Nu het kloosterleven in ons land weer mogelijk wordt, richt men het klooster van Tielt in als noviciaatshuis. De novicen wonen op de westelijke gang van de verdieping en op de graanzolder. De eerste jaren zijn sommigen van hen nog gelast met het onderwijs in het college.

In 1835 staan de wettelijke eigenaars van de kerk en van het klooster deze gebouwen opnieuw af aan de paters. Een jaar later, in 1836, bouwen de paters in de Kortrijkstraat een nieuw gesticht met kapel: het Sint-Michielsgesticht.

In 1842 verblijven er 15 paters en in 1859 wordt in de kerk de communiebank geplaatst, werk van de gebroeders De Bosschere, die enkele jaren later (1868) ook de balustrade van het hoogzaal verzorgen. In 1877 wordt de balustrade versierd met zes beelden van heiligen uit de orde (je kunt ze er nog altijd bewonderen).

De novicen bouwen in 1878 de eerste Lourdesgrot in het bisdom. Het wordt een gewoonte dat de novicen, na het uitspreken van hun geloften bij het verlaten van het noviciaat, hun naam griffen in de stenen van de grot. Enkele van deze stenen zijn bewaard: ze zijn ingemetseld in de buitenmuur van de het koor van de kerk.

1888 Een nieuwe, ruime sacristie vervangt de oude.

Op 19 maart 1891 plaatst men de eerste steen van het nieuwe noviciaatsgebouw. Het wordt in 1892 in gebruik genomen. In 1971 worden de gebouwen gesloopt, nadat in 1954 nog nuttige veranderingen waren aangebracht en een nieuwe kapel gebouwd.

1914 Een van de paters van het klooster, Gregorius Ardies, sneuvelt op 12 september in  de slag van Halen. Het klooster geeft in de volgende weken en maanden gastvrijheid aan vele vluchtelingen uit Tielt en Olsene. Vier jaar lang bergt het de kostbaarheden van vele Tieltenaren. Ook een deel van het stadsarchief wordt hier veilig bewaard. Ondertussen zijn de novicen naar Engeland uitgeweken.

Gedurende de hele oorlog wonen de zusters Apostolinnen in het noviciaatsgebouw en verzorgen er verder het onderwijs. Ook de leraars van het college wonen in het klooster samen met de paters. De Duitse militaire overheid houdt katholieke en protestantse kerkdiensten in de paterskerk.

In 1922 wordt in de paterskerk voor het eerst het maandelijks ‘Heilig Uur’ gehouden. (In 1933 wordt dat wekelijks.) Op 29 oktober sterft pater Celestien De Smet uit Oostrozebeke (77 jaar). Vóór zijn intrede was hij onderpastoor in Gheluwvelt, Ieper en Roeselare. Een echte volksvriend, vriend van de kleinen.

Van 1 tot 8 oktober 1933 viert klooster, stad en omgeving het honderdjarig herstel van het klooster. Bij die gelegenheid verschijnt van de hand van de Tieltenaar, pater Antonellus Verschuere, een overzicht van de geschiedenis van het klooster.

In de meidagen van 1940 verlaten de novicen de stad en na een lange, avontuurlijke zwerftocht zetten ze in Zuid-Frankrijk hun noviciaat verder. Het klooster biedt gastvrijheid en veiligheid aan vele medeburgers, aan confraters uit andere kloosters en zelfs aan hele families. Duitse soldaten bezetten het noviciaat. Zo goed als het enigszins mogelijk is, blijven de paters hun werk voortzetten.

De Derde Orde wordt geleid door de paters Nivardus, Callixt, Octaaf, Roeland en Optatus. In 1943 zijn er 444 zusters, 109 vrouwelijke jeugd, 217 broeders en 60 jongeren. De paters verzorgen vele misweken in de hele streek.

De mensen van Tielt en omstreken blijven de paters en broeders genegen en helpen bij de bevoorrading van de grote communiteit.

September 1944 brengt de bevrijding. Een dag lang ligt het klooster midden de gevechten tussen oprukkende Poolse soldaten (Iepersestraat) en de Duitsers (Kortrijkstraat). Vele mensen vinden veilige beschutting in de ruime kelders van het klooster.

In de nacht van 29 op 30 september 1947 ontstaat er brand in de kleermakerij. Gelukkig is men het vuur vlug meester.

In 1949 sterft pater Callixt Demets, in 1951 (6 februari) pater Octaaf Colombeen (51j.), de stichter van de vrouwelijke jeugd-Derde-Orde. Op 30 januari 1954 sterft pater Florentius Van Himbeeck (67j.), die gedurende 25 jaar novicenmeester is geweest. Op 21 april 1955 sterft de Tieltenaar broeder Mauritius De Witte.

Op 17 november 1957 viert broeder Baziel Gadaen, de bedelbroeder, zijn diamanten kloosterjubileum.

Op 12 juli 1960 wijdt de bisschop van Brugge, Mgr. De Smedt, de eerste Zaïrese minderbroeder, pater Franciscus-M. Lufuluabo, tot priester. De volgende dag draagt de nieuw gewijde zijn plechtige eremis op.

In oktober 1961 start een bijbelkring.

In 1965 wordt het noviciaat verplaatst naar Turnhout. Na een periode van 131 jaar verlaten de novicen de stad Tielt. Alles samen hebben in Tielt ruim duizend paters en broeders hun noviciaat doorgemaakt.

In 1968 begint de Derde Orde met maandelijkse gespreksgroepen.

In 1971 wordt het noviciaatsgebouw verkocht aan de Zusters van Maria. Het gebouw wordt gesloopt, alleen de kapel wordt bewaard. De kloostertuin wordt opgekocht door de stad en het college. In het klooster zelf begint men met verbouwingen en aanpassingen.

1974 Deo Gratias! De Minderbroeders van Tielt vieren hun 350-jarige bestaan.